Vrij Bankieren in 25 Vragen en Antwoorden

The logical conclusion to be drawn from these facts would have been to do away with privileged banks altogether and to subject all banks to the rule of common law and the commercial codes that oblige everybody to perform contracts in full faithfulness to the pledged word. Free banking would have spared the world many crises and catastrophes.
- Ludwig von Mises, The Theory of Money and Credit (pdf), p. 440.

1. Wat is vrij bankieren?
Vrij bankieren ("free banking") is een volledig vrije markt voor geld en bankieren. Er bestaat dan geen centrale bank en geld is geen overheidstaak. Op die vrije markt hebben de burgers in elk geval de volgende vrijheden:
* Vrijheid in geldkeuze, zowel in gebruik, acceptatie als weigering; géén wettelijk verplichte betaalmiddelen of monetaire standaards.
* Vrijheid in oprichting van banken, munthuizen, gelddrukkerijen en overige financiële dienstverleners, zonder toetredingseisen, vergunningen en privileges.
* Vrijheid om financiële diensten aan te bieden, zoals betaalmiddelen, clearing, digitale rekeningen, kredietbrieven, obligaties en spaarfondsen.
* Vrijheid om munten te laten slaan en betaalmiddelen van eigen merk uit te geven.

2. Waarin verschilt vrij bankieren van het huidige geld- en bankstelsel?
Bij vrij bankieren staan de burgers centraal, zoals op elke vrije markt. Geld is dan terug als oorspronkelijk marktproduct en is weer van de individuele mensen zelf. Het grootste belang van burgers is de optimale kwaliteit van hun geld, beschermd door eigendomsrechten. Banken vallen onder de normale wetgeving tegen fraude en kennen geen vergunningen, reguleringen en privileges. Ze bestaan dan op grond van kwaliteit, winstgevendheid en vertrouwen bij klanten.

3. Welk soort geld zou er bij vrij bankieren zijn?
Mensen zouden in vrijheid kiezen voor goud en zilver als geld, afhankelijk van voorkeuren en concrete transacties, want die edelmetalen genieten overal ter wereld al duizenden jaren vertrouwen. Ook zouden mensen koper, platina en palladium kunnen gebruiken voor kleine of juist grote transacties, naast goud en zilver. Burgers kunnen goud en zilver laten aanmunten of omsmelten; munten zouden gestandaardiseerd raken op basis van gebruikersgemak, met een bepaald (edel)metaalgewicht als geld. Er zijn dan geen valuta's meer met een eigen koers; banken, munthuizen en andere bedrijven geven goud- en zilvermunten uit. De koers tussen goud en zilver zou vrij fluctueren (vrij metallisme), omdat er geen wettelijk vastgelegde en daardoor ontwrichtende verhouding (bimetallisme) zou zijn.

4. Wat zijn de voordelen van vrij bankieren ten opzichte van het huidige stelsel?
Het belangrijkste voordeel is de vrijheid voor iedereen. Hieruit vloeien alle andere voordelen voort.
* Burgers zijn bij vrij bankieren politiek- en economisch geëmancipeerd: ze kunnen ervaren dat geldzaken transparant en voor iedereen te begrijpen zijn, met eigendomsrechten als basis. Ongedekte kredieten boven de goud- en zilverdekking zouden namelijk contractbreuk betekenen jegens de bankklanten en andere geldgebruikers en zo een aantasting van hun eigendommen.
* Geld en staat zijn bij vrij bankieren strikt gescheiden. De overheidstaak bestaat hoogstens nog uit het geven van juridische bescherming tegen valsemunterij, waaronder fractioneel bankieren.
* Sterke conjunctuurgolven zijn afwezig onder goud- en zilvergeld.
* Instituties als de Bank for International Settlements (BIS), het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank zouden niet bestaan, evenmin als door bankiers gecontroleerde nationale toezichthouders.
* Oorlogen en andere grote, geldverspillende bezigheden die politici met de geldpers financieren, met maatschappelijke ontwrichting en inflatie tot gevolg, zijn bij vrij bankieren uitgesloten.

5. Hoe zouden banken onder vrij bankieren functioneren?
Banken zijn bij vrij bankieren gewone bedrijven, zonder privileges en politieke bescherming. Lobbyen bij politici is dan zinloos en dus uitgesloten. Banken zouden een bewaarfunctie hebben voor direct opvraagbaar geld op renteloze betaalrekeningen en anderzijds spaardeposito's aanbieden voor investeringen tegen rente. Beide functies zouden strikt gescheiden blijven. De bonuscultuur en andere uitwassen zijn er dan niet, omdat bankiers door de vrije concurrentie en de afwezigheid van het privilege op ongedekte geldschepping, nimmer ongerechtvaardigd grote winsten en een dito machtspositie kunnen behalen. Alleen als ze zeer goed investeren, met bestaand spaargeld of nieuw gewonnen edelmetaal, behalen zij grote winsten, maar die komen dan ook de klanten en geldschieters van de bank ten goede.

6. Kan bij vrij bankieren toch fractioneel bankieren voorkomen?
Nee, zelfs legaal fractioneel bankieren (niet door goud of zilver gedekte kredietschepping) is op een vrije markt niet levensvatbaar, doordat menselijk handelen dit automatisch tegenhoudt en de schade zeer beperkt als een bank er toch aan deed. Een groot aantal factoren zorgt hiervoor:
* Niemand zou verplicht zijn, met zo'n bank zaken te doen en diens geld te accepteren, waarvan de koopkracht en de maatschappelijke acceptatie dalen.
* Een bank zal eerst over lange tijd een betrouwbare reputatie moeten opbouwen, door de eigendomsrechten van klanten en andere geldgebruikers strikt te handhaven.
* Fractioneel bankieren verzwakt een bank; klanten zouden een bankrun en rechtszaken beginnen en zo de bank failliet laten gaan. Fractioneel bankieren zou bovendien de concurrenten versterken, die het fractionele geld tegen nominale waarde zou inwisselen en zo meer (goud)reserves zou opbouwen en rijker worden.
* Mensen kunnen andere betaalwijzen gebruiken dan biljetten of bankkrediet, bijvoorbeeld edelmetalen munten, aandelen en bedrijfsobligaties. Banken zijn niet per se noodzakelijk voor transacties.
* Er zal tegen de risico's van fractioneel bankieren voor zowel banken als klanten géén private verzekering mogelijk zijn, die de rol zou vervullen die de centrale banken en depositiogarantiestelsels nu hebben. Moral hazard is zo op voorhand al uitgebannen.
* De scherpe sociale controle door concurrerende banken, clearing instituten en bankbeoordelaars, ontmaskert een frauderende bank direct. Dat zal een bankrun en uitstoting uit de onderlinge dienstverlening in gang zetten. Temeer daar een oproep tot een bankrun niet alleen toegestaan zal zijn, maar zelfs zal worden aangemoedigd.
* Een bank op een vrije markt heeft een beperkte klantenkring, door de vrije concurrentie. Fractioneel geld zou al snel bij klanten van andere banken terechtkomen, die het in goud of zilver willen wisselen. Ongedekt geld maken betekent feitelijk het weggeven van de eigen goud- en zilvervoorraad, tegen waardeloos eigen geld, met faillissement tot gevolg.
* Banken zullen géén kartel vormen om aan fractioneel bankieren te doen, omdat klanten kwaliteit en betrouwbaarheid van geld en dienstverlening zullen eisen. Er bestaat op een vrije markt voor ondernemers juist een prikkel om kartels te breken, door onder de prijs te duiken en/of betere producten en diensten te leveren.
* Niemand zou bij het zelf deponeren van goud of zilver bij een bank op een spaarrekening, in ruil daarvoor een betaalmiddel van die bank accepteren zonder volledige inwisselbaarheid. Anders zouden mensen het eigen goud of zilver feitelijk weggeven.
* Mensen zouden kiezen voor gouden en zilveren munten, waardepapieren en andere gedekte betaalmethoden. Eenvoudig bij te maken bankbiljetten en vooral digitale rekeningen zijn niet de enige geldvorm.

7. Zullen bankiers op de vrije markt wel het goud- en zilvergeld handhaven?
Ja, omdat hun klanten dat zullen eisen. De tucht van de vrije markt werkt ook hier onovertroffen. De straf voor bankiers die frauderen met geld (fractioneel bankieren) is dat er bankruns onstaan door eigen en concurrerende klanten en banken, klanten hun rekening opzeggen en naar een concurrent overstappen en zij bovendien processen aanspannen tegen de frauderende bankiers, wegens schade aan hun eigendommen.

8. Leidt het ontbreken van staatsgaranties op banken niet tot onaanvaardbare risico's?
Nee, integendeel. Vertrouwen op staatsgaranties draait oorzaak en gevolg om. Vergunningen, bailouts, toezicht en het depositogarantiestelsel dat spaargeld moet redden, zijn er omdat banken aan fractioneel bankieren mogen doen of verlenen hen juist dat recht. Zouden er ook toezichthouders zijn onder vrij bankieren, dan zouden die via bankvergunningen eventuele wetten die een gouden- of zilveren standaard vastleggen, kunnen omzeilen en schenden. Bankiers zouden hier ook voor kunnen lobbyen en de klanten alsnog machteloos laten staan. Daarom zou staatstoezicht onder vrij bankieren uitgesloten zijn. Alleen decentrale, individuele contracten tussen banken en klanten bieden de beste garantie op het handhaven van eigendomsrechten en daarmee van de kwaliteit van het geld. De risico's op bankruns en faillissementen zouden minimaal zijn. Ook zal fractioneel bankieren bij vrij bankieren onverzekerbaar zijn. Het ontbreken van staatsgaranties en de tucht van de vrije markt, voorkómen fractioneel bankieren en dus ook alle daarbij behorende risico's. De klanten, concurrenten en handelspartners vormen bij vrij bankieren als vanzelf een streng toezicht.

9. Hoe zouden klanten en investeerders de kwaliteit en betrouwbaarheid van banken kunnen inschatten?
Omdat fractioneel bankieren de facto onmogelijk zou zijn, zouden banken en andere instituties automatisch meer vertrouwen genieten. Niettemin kunnen banken altijd failliet gaan door slechte investeringen. Mensen kunnen beoordelaars of consumentenorganisaties inschakelen, die op de vrije markt echt onafhankelijk zijn wegens de afwezigheid van politieke belangen. Openheid van informatie vanuit de banken en kennis bij investeerders en publiek, maken een verantwoorde keuze voor banken mogelijk. Voor banken in een vrije markt is een reputatie opbouwen en handhaven cruciaal, door ermee te adverteren en zich ermee te onderscheiden in deugdelijke dienstverlening.

10. Kunnen banken op de vrije markt wel inspelen op vraag en aanbod van geld?
Ja, maar anders dan een huidige centrale of private bank. Het gaat hierbij om zowel de geldhoeveelheid als de vraag naar leningen, die niet per se samenvallen.
* Bij vrij bankieren zou de geldhoeveelheid niet eindeloos groeien, zoals onder het huidige schuldgeld, maar fluctueren met de voorkeuren van mensen. Bovendien zou hier een bovengrens aan zitten qua beschikbare hoeveelheid goud en zilver. Stijgende koopkracht van het geld, zoals door innovaties en productiviteitsgroei, stimuleert goud- en zilverwinning. Banken kunnen hierin investeren door sparende burgers erbij te betrekken. Dit nieuwe geld kunnen banken dan weer uitlenen om de kosten met winst terug te verdienen. Nieuw gewonnen edelmetaal zal slechts een klein deel van de leningen vormen. Ook kunnen burgers goud en zilver laten aanmunten. Zo stijgt de geldhoeveelheid enigszins, kan de koopkracht ervan wat dalen door stijgende prijzen en nemen goud- en zilverwinning weer af. Dan kunnen burgers edelmetalen voor verbruik en omsmelten uit de geldmarkt halen, omdat ze als geld relatief weinig opleveren, waardoor de koopkracht ervan juist weer stijgt. Dit prijsmechanisme stuurt vraag en aanbod van goud- en zilvergeld continu, zonder economische verstoring te veroorzaken. Individuele overwegingen geven hier de doorslag, niet aanpassing van de geldhoeveelheid aan een prijsindex.
* Voor de vraag naar geld (leningen) zouden banken en andere instituties continu spaargeld werven tegen rente, waaruit ze leningen creeëren, zonder de geldhoeveelheid te vergroten. En aflossing van deze kredieten zou de geldhoeveelheid dus ook niet verkleinen.

11. Hoe voorzien mensen bij vrij bankieren in kleingeld?
Naast goud en zilver kunnen mensen bijvoorbeeld koper, platina en palladium gebruiken voor transacties. Munthuizen en banken kunnen hiervan pasmunten maken met een bepaald gewicht en een eigen stempel. Ze zullen altijd een vrije koers hebben ten opzichte van alle andere metaalmunten, omdat er geen wettelijke valutakoersen zullen bestaan en de Wet van Gresham dus niet in werking treedt. Kleine pasmunten kan men ook in een legering doen. Munten kunnen voor zowel banken als munters, goede reclame vormen qua vormgeving en bruikbaarheid.

12. Leiden leningen niet alsnog tot dubbele claims op geld, dus tot fractioneel bankieren?
Nee. Spaarders zullen dan gebruik maken van termijndeposito's, waarmee hun geld tegen rente voor een tijd vast staat en zij er dus tijdelijk afstand van doen. De bank kan zulk geld uitlenen. Direct opeisbare deposito's, de betaalrekeningen, zullen geen rente opleveren omdat de bank deze niet investeert. Ook kunnen banken investeringskapitaal ophalen met aandelen en obligaties.

13. Zijn vrije banken wel onafhankelijk van de politiek?
Marktpartijen op een vrije markt zijn vrij van politieke druk, ook bij monetaire zaken. Banken en andere instituties op een vrije markt hebben een ander doel met hun activiteiten, namelijk het inspelen op klantbehoeften. Een consequente vrije markt zorgt vanzelf voor optimale werkgelegenheid en reële economische groei; daar is geen geldschepping van een centrale bank of "politiek-economisch beleid" voor nodig.

14. Moet er niet een centrale bank zijn die de prijzen stabiliseert?
Nee, om diverse redenen.
* Stabiele prijzen zijn geen haalbaar of zelfs maar zinvol doel op zich. Vraag en aanbod van goederen veranderen voortdurend door factoren als de voorkeuren van mensen, beschikbaarheid van grondstoffen en technologische ontwikkelingen. Dit is volkomen legitiem en niet te stabiliseren.
* Goud en zilver als geld zorgen juist voor relatief stabiele prijzen, door hun beperkte aanbod en omdat men ze alleen met grote investeringen kan winnen. Daarom kiezen mensen als vanouds vrijwillig voor edelmetalen als geld. De oneindig groeiende fiatvaluta van nu zijn per definitie instabiel.
* Centrale en private bankiers die de geldhoeveelheid aansturen, falen om meerdere redenen. Zo bestaat er geen eenduidige definitie van wat er onder de geldhoeveelheid valt. Ook ontberen centrale bankiers de nodige alomvattende marktinformatie voor hun beleid. Centrale bankiers en economen gebruiken een gemanipuleerde consumentenprijsindex, die nimmer op wie dan ook in de samenleving exact van toepassing is, omdat individuele uitgavenpatronen oneindig verschillen. Ook is prijsstabilisatie slechts symptoombestrijding uit welbegrepen eigenbelang: centrale bankiers willen geen valutacrisis en hyperinflatie, die hun ondergang zou betekenen. Toch omzeilen ze de oorzaak van de meeste prijsstijgingen: de sterk groeiende geldhoeveelheid. Zonder het fractioneel bankieren is het doel van "prijsstabilisatie" gewoon niet nodig. De ogenschijnlijke prijsstabiliteit, met hoogstens enkele procenten prijsinflatie per jaar, betekent op lange termijn toch een enorme koopkrachtdaling van de munt. Goud als geld betekent automatisch de hoogst haalbare vorm van stabiliteit; fiatvaluta maakt men gratis bij en zijn daarom zelfs geen economisch goed. De vroegere, relatieve prijsstabiliteit kan men weer bereiken op een vrije bankenmarkt met goud en zilver.

15. Leidt een vrije bankenmarkt niet alsnog tot een kartel of een centrale bank?
Nee, hoogstens als de klanten daar een of ander voordeel in zien, wat ook bij geld onwaarschijnlijk is. En dan nog kunnen banken alleen vrijwillige afspraken maken, zonder wettelijke steun. Zo'n kartel in zo'n cruciaal product als geld, is niet levensvatbaar. Centrale en private banken vormen samen een wettelijk kartel en zijn ontstaan door toekenning van privileges, dus geen vrije keuze van klanten. Dat is nadelig voor burgers en daarom op een vrije markt kansloos: producenten hebben voordeel bij het breken van de kartelafspraken, omdat zij dan meer winst kunnen maken. Vrije toetreding van nieuwe aanbieders is hierin ook een factor.

16. Als vrij bankieren zo goed is, waarom hebben we dat dan niet?
Er zijn mensen die baat hebben bij het huidige stelsel. Ook spelen ideologische- en economische denkbeelden mee. Zo denken sommigen dat geld van nature een collectief goed is en een staatsmonopolie moet zijn. Ze denken dat dit op de vrije markt dit niet kan en in chaos vervalt. Of ze kennen deze optie niet. Maar de enorme geldontwaarding, de met geldschepping gefinancierde oorlogen, de enorme groei en rijkdom van de financiële sector op kosten van de rest van de bevolking en de voortdurende conjunctuurgolven en crises, bewijzen het tegendeel: deugdelijk geld onder het kartel van centrale en private banken is een dwaling. Omdat vrij bankieren geen politiek onderwerp is en niet leeft bij de meeste mensen zolang het systeem niet instort, blijft de macht echter in handen van politici en centrale bankiers.

17. Hoe gaan banken op een vrije markt met elkaars geld om?
Zolang banken vertrouwen hebben in elkaar, wisselen zij hun munten, biljetten en digitale tegoeden van rekeninghouders uit tegen de nominale waarde. Bij dalend vertrouwen in een concurrent zal men dit weigeren. Elkaars geld tegen een lagere koers accepteren zou een ongeloofwaardige tussenweg zijn. Ook zullen banken aan onderlinge saldiverrekening doen in een aparte clearinginstelling. Bij ongedekte gelduitgifte door een bank, zal diens geld tijdens die verrekening al snel een saldo bij andere banken vertonen. Dat saldo zal dan tegen goud worden ingewisseld en de geldscheppende bank zal zijn goudvoorraad kwijt raken en failliet gaan. Een bankrun als dat feit bekend raakt, zal dat proces versnellen. Banken hebben onderling dus een bewakings- en informatiefunctie, wat fraudeurs ontmaskert en de klanten direct ten goede komt.

18. En wat als banken elkaars geld weigeren?
Dat doen banken alleen als zij daar reden voor zien. Er kan een vermoeden van ongedekt en/of vervalst geld zijn of de situatie van een concurrent kan slecht zijn. Door dit naar buiten te communiceren, versterkt de bank ook zijn eigen naam. Een bank die zonder aanleiding andermans geld weigert, zal aannemelijkerwijs zelf acuut geïsoleerd komen te staan. Het vertrouwen in samenwerking is dan weg en klanten van de weigerende bank hebben meteen een probleem. Geld is tenslotte een algemeen geaccepteerd ruilmiddel, dus samenwerking tussen banken is voor iedereen van cruciaal belang.

19. Functioneren de financiële instellingen anders bij vrij bankieren?
Ja. De banken zijn onder vrij bankieren niet zo kunstmatig groot en rijk als nu. Door fractioneel bankieren groeit niet alleen de geldhoeveelheid, maar ook de financiële sector zelf, ten koste van schaarse bronnen en productieve bedrijven. Instituties lokken personeel uit andere sectoren de financiële wereld in; dat drijft de loonkosten elders op. De groeiende organisatie groeit heeft grotere gebouwen nodig, wat de vastgoedprijzen verhoogt. Banken en projectontwikkelaars profiteren ook van met belastinggeld betaalde openbare voorzieningen in door hen gefinancierde nieuwe wijken, die de aantrekkelijkheid bevorderen en de winsten voor hen nog verder opdrijven. Onder meer IJsland kende in de periode 2000-2008 zo'n zeepbel in de bancaire sector. De productiviteit en het ondernemerschap in dat land daalden door de scheefgroei; de import steeg, de export daalde en er ontstond een groot handelstekort. Ook maakten veel mensen enorme schulden. Vanzelf klapte deze zeepbel, toen de schulden niet meer met de eigen productiviteit konden worden afbetaald. Op een vrije bankenmarkt kan zulke ontwrichting niet gebeuren.

20. Wat voor economie zouden we hebben onder vrij bankieren?
Er zou bij vrij bankieren welvaartsgroei zijn, gebaseerd op het efficiënte gebruik van geld en kapitaalgoederen, in plaats van de welvaartsverplaatsing van nu. Mensen zullen zich onder vrij bankieren zeer bewust zijn van het belang en de handhaving van deugdelijk geld. Met goud en zilver als beloning voor werknemers en ondernemers, is de waardering voor productieve arbeid bij mensen terug en staan het verdienen van geld en het verstandig omgaan daarmee centraal, niet het uitgeven ervan. De verspillende consumptiemaatschappij van nu is dan niet levensvatbaar en zal zijn vervangen door een productieve economie. Schaarse productiemiddelen (kapitaal, grondstoffen, mankracht) worden dan veel efficiënter ingezet en in de praktijk zullen vooral eerste levensbehoeften overvloedig worden geproduceerd. Hierdoor zullen er structurele prijsdalingen van de belangijkste goederen zijn, zijn er veel minder of zelfs geen schulden nodig om deze te financieren en is er een toenemende reële welvaart.

21. Wie bepaalt de rente bij vrij bankieren?
Banken bepalen individueel hun rente, waarbij ze diverse dimensies van sparen (de hoeveelheid aangeboden spaargeld, de gewenste depositoduur en de investeringsrisico's) meewegen. Dit leidt tot een natuurlijke rentehoogte, die de onderliggende economische factoren weergeeft en zorgt voor een reële verdeling van geld tussen consumptie en productie. Goud en zilver zijn echt schaarse goederen, waardoor de rentes hoger zullen zijn dan nu op kunstmatige wijze het geval is, de risico's reeël ingeprijsd en er geen conjunctuurcycli zullen zijn. Langetermijnrentes zijn normaal gesproken hoger dan de korte, wegens de grotere risico's op de langere duur. Met de natuurlijke rente is een duurzame economische groei mogelijk, doordat spaargeld wordt benut voor productiegroei.

22. Zijn er onder vrij bankieren ook sterke conjunctuurcycli en economische crises?
Nee, alleen de natuurlijke schommelingen in voorkeuren bij de burgers. Het verstorende handelen door kunstmatig lage rentes en de daarbij horende fractionele kredietexpansie, waarmee (centrale) bankiers conjunctuurcycli veroorzaken, is dan afwezig.

23. Kunnen banken op een vrije markt wel verantwoord lenen en investeren?
Ja; investeringen komen dan uit spaargeld en worden daar ook door begrensd. Er is dan een constante, reële economische groei, door innovaties en productverbeteringen. De prijzen voor producenten en consumenten dalen zo gestaag en de welvaart neemt daardoor toe. De rentes geven zowel het spaarbedrag als de tijdsvoorkeur (kort of lang sparen) weer en er is een veel grotere economische harmonie. Financiering kan ook via aandelen of obligaties, die zijn dan weer echt investeringen zijn en niet de door goedkoop geld gedreven speculantenmiddelen van nu. Kredietverstrekkende banken zullen actief de "gouden regel" handhaven: krediettransacties = debettransacties, oftewel: de verplichtingen (aan de bank geleend geld) mogen niet kortlopender zijn dan de tegoeden (door de bank uitgeleend geld), anders dreigt illiquiditeit. Dat is volkomen anders dan fractioneel bankieren, waar met direct opvraagbare tegoeden, wel langlopende investeringen plaatsvinden. Op een vrije markt is dit net zo min levensvatbaar als fractioneel bankieren:
* Kort lenen-lang uitlenen is riskant, omdat het voortzetten ervan afhangt van hernieuwing van korte termijn-leningen.
* De inwisseling van geld voor goud bij een bank voorkomt fractioneel bankieren en zo ook de kredietexpansie.
* Concurrenten zouden een zwakke bank onderuit kunnen halen door geld uit te lenen op korte termijn en, nadat ze zijn geïnvesteerd in lange termijn-projecten, deze gelden via een bankrun op te eisen.
* Iets soortgelijks kan door de aandelen van zo'n bank plots te verkopen. Dat maakt zo'n bank ook rijp voor goedkope overname.

24. Heeft vrij bankieren ooit al bestaan?
In diverse landen hebben er relatief vrije markten voor geld en bankieren bestaan, die economen vaak "free banking" noemen. Deze waren echter geen van alle volledig vrij: overheden hadden nog allerlei bemoeienis met het geld en de randvoorwaarden. Daardoor kwamen de voordelen van vrij bankieren niet of nauwelijks uit de verf. Enkele voorbeelden:
* In de Verenigde Staten was er tussen 1837 en 1863 de Free Banking Era zonder centrale bank, maar daar verschilden per staat de voorwaarden en bleef er staatsinterventie. Zo moesten banken als onderpand voor gelduitgifte vaak staatsschulden aankopen; een cris daarin leidde tot de ondergang van veel banken.
* Zweden kende van 1830 tot 1903 een relatief vrije geldmarkt, maar behield een centrale bank en ook mochten de vrije banken geen kleine coupures uitgeven.
* Schotland in 1716-1845 wordt wel als hèt voorbeeld van free banking gezien, maar dat is een mythe: de banken stapelden ongedekt krediet bovenop tegoeden bij de Bank of England en schortten de uitbetaling van edelmetaal vaak op. Ook waren ze vaak klantonvriendelijk, deden ze aan fractioneel bankieren en waren de reserve-ratio's zeer laag, rond de twee procent.
* Hong Kong had tussen 1935 en 1964 geen centrale bank, geen reserve-vereisten geen depositogaranties. Wel hadden drie private banken het privilege op uitgifte van bankbiljetten; munten en lage waarden waren een overheidstaak.

25. Hoe kunnen we overgaan tot vrij bankieren?
Geld en bankieren privatiseren kan in theorie vanuit het huidige stelsel, al is het een kostbare uitweg omdat mensen veel belangen in spaargeld, pensioenen en verzekeringen hebben opgebouwd. Nodig is in elk geval dat de wetgever alle wetten omtrent geld en bankieren afschaft, vrije concurrentie hierin toestaat en de centrale bank opheft. Alternatief is dat het huidige systeem eerst instort, doordat banken en landen bezwijken onder de schuldenlast en de daarbij behorende hyperinflatie of hyperdeflatie. Hierna zullen de burgers eerder geneigd zijn tot het zelf opzetten van een geldmarkt.

Zie ook: De Gouden Standaard in 40 vragen en antwoorden

Naar de hoofdpagina

© RatioVincit.nl, graag citeren met bronvermelding